Menu
Blog
‹ Terug naar overzicht

Hattem en de Hanze

24 juli 2020

We moeten ons van het lidmaatschap van Hattem in de Hanze niet teveel voorstellen: Hattem is slechts een zeer bescheiden lid der Hanze, maar misschien is daarom onze zoektocht naar de weinige sporen des te spannender.

Begin van de Hanze

Laten we eerst eens kijken naar de wieg van de Hanze zelf. Het begin van de Hanze valt omstreeks 1150, als rondreizende groepen Duitse kooplieden langzamerhand deel gaan nemen in de handel op de Oostzee. Deze groepen werden Hansa genoemd wat ook groep, eventueel groep vreemdelingen of groep vreemde kooplieden betekent. Samen waren ze sterker in den vreemde en op de risicovolle reis. Zoetjesaan kregen de koopliedengroepen een blijvend karakter. Het doel was ver van huis vrij en rustig te kunnen handelen. Hiertoe werden het liefst vrijhandelsprivileges verworven. Belangrijke handelsroutes liepen van de Oostzee naar West Europa en van Italië naar Noorwegen langs Keulen en de IJssel. Het vervoer over zee vond plaats met de bekende koggeschepen. Dit was een scheepstype met dwarsgetuigde mast en we vinden het in veel stadszegels terug.

De taal vormde een kleiner probleem dan wij nu zouden denken. Van Vlaanderen tot Riga kon men met Nederduits uit de voeten. Men zou zelfs kunnen zeggen dat het verval van de Hanze samenging met de opkomst van het Hollands en Hoogduits.

Stedenverbond

Na verloop van tijd zien we een omschakeling van particuliere koopliedenorganisaties naar een publieke stedenorganisatie. In de middeleeuwen kon dat makkelijk: de stadsbestuurders maakten niet zo'n onderscheid tussen eigenbelang, koopmansbelang en stadsbelang. Dat was toch allemaal hetzelfde!

De macht van de Duitse Keizer taande en de steden werden eigenmachtiger en konden gemakkelijker onderling overeenkomsten en verdragen sluiten. Het eerste stedenverbond dateert van 1265 tussen o.a. Lübeck en Rostock en in de rest van de dertiende eeuw volgden meer verbonden van Duitse steden die ook samengingen en groter werden. In 1294 sloot Zwolle zich aan, voor ons begrip geen Duitse stad, maar destijds lag dat heel anders. Ook de gemeenschappelijke taal speelde daarin zoals gezegd een rol. In het midden van de veertiende eeuw kreeg de Duitse Hanze zijn definitieve beslag en ging voortaan ook onder die naam door het leven. Uiteindelijk zouden er zo'n 200 steden lid zijn.

Geen stichtingsakte, geen ledenlijst

Er bestaat geen stichtingsakte van de Hanze en evenmin was men scheutig met het maken van lijsten van leden. (De lijst zoals die nu wordt gehanteerd, is een recente reconstructie) Vreemden zouden anders vorderingen die men op de ene hanzestad had, kunnen proberen te verhalen op een andere hanzestad. Vragen van vreemde mogendheden wie er lid van de Hanze waren, werden dan ook meestal omzeild. Men beweerde zelfs een keer zelf niet eens alle leden te kennen. Dat Hattem hanzestad is, moet dus uit terloopse bronnen blijken en alleen als we de achtergrond een beetje kennen, herkennen we ook alle bronnen.

Principaal- en bijsteden

De hanze kende principaalsteden, zo'n zeventig stuks, die op de vergaderingen kwamen, en daarnaast bijsteden, die wel de privileges van de hanze genoten, maar niet stemhebbend waren op de vergaderingen. Zij werden vertegenwoordigd door hun principaalstad en betaalden ook de contributie via de principaalstad. Hattem was met Wageningen een bijstad van Arnhem. De principaalstad-bijstedenfamilies waren gevormd naar de stadrechtfamilies. Hattem en Wageningen hadden hetzelfde stadsrecht als Arnhem eerder had gekregen, vandaar. Uiteindelijk komt weliswaar het Hattemer stadrecht van Zutphen, maar de Hanze beschouwde Hattem blijkbaar als een kleindochter van Zutphen en dochter van Arnhem. Op dezelfde wijze was Zwolle principaalstad voor o.a. Steenwijk en Vollenhove, en Zutphen voor o.a. Doetinchem en Lochem.

Aan het hoofd van de Hanze stond Lübeck. De algemene Hanzevergadering had het echter voor het zeggen, en het geheel was dus zeker voor die tijd democratisch. De uitnodigingen gingen van Lübeck uit, gepaard gaande met een agenda. Meestal waren de vergaderingen rond pinksteren in Lübeck en konden enkele weken duren.

Vier kwartieren

Sinds 1447 was de Hanze verdeeld in vier kwartieren. Onze streek behoorde tot het Keulse kwartier. Het kwartier hield vaak voorvergaderingen, meestal in Wesel, een naam om te onthouden. Ook de ondergroep van de zogenaamde Zuiderzeesteden hielden wel voorvergaderingen, vaak in het centraal gelegen Apeldoorn, maar ook wel elders zoals we zullen zien.

Hattem

De bewijzen voor de betrekkingen van Hattem met de Hanze liggen niet voor het oprapen. Dat kon ook niet worden verwacht. Hattem is niet te vergelijken met handelssteden als Kampen, Zwolle en Deventer. Ook ligt de eventuele bloei van de handel in Hattem mogelijk voor de periode waaruit ruimschoots archiefstukken in Hattem voorhanden zijn, zeg maar voor 1600. Kooplieden van Hattem moet je met een kaarsje zoeken. Slechts tweemaal is een vermelding gevonden. In het tolregister van Lobith van 1306 staat er een. In 1485 stuurde Kampen een brief, o.a. aan Elburg, met het antwoord van Groningen op het verzoek om vrijgeleide voor de kooplieden uit Kampen, Elburg, Harderwijk en Hattem. Veel meer Hattemer kooplieden heb ik nog niet op schrift gevonden. Bewijzen voor Hattems relatie met de Hanze zijn alle 16de eeuws. Frappant is dat in 1473 de Zuiderzeesteden, waaronder ook Elburg, wel in Hattem vergaderden, maar dat Hattem er zelf niet op de vergadering present was.

Zestiende eeuw

Op de Zuiderzeestedenvergadering van 1559 te Zutphen was Hattem echter wel aanwezig. In dat jaar werd ook volgens Hattems stadsrekening "den baide van de Henze" 6 stuivers gegeven, waarschijnlijk voor het brengen van de uitnodiging. In 1554 werd er vanuit de algemene vergadering in Lübeck nog eens de nadruk op gelegd om vooral de contributie te betalen en werd voor dat doel in de Keulse kwartiervergadering van dat jaar zelfs bij uitzondering een lijst opgesteld van de Nederlandse principaal- en bijsteden. Er was geen ontkomen aan er moest dus worden betaald:

"Item gesant Jacob die baide, uth beveel rait en gemeente tho Aernhem, mit 10 goudguldens die scepenen ende gemeensluden opbrachten tot die Hanze te besenden durch den verordente van Nijmegen ende Zutphen ende voirtz tho Nijmegen, 16 stuivers Brabants." Schepenen en gemeensluiden erkenden dus het partikulier belang en betaalden de tien gulden uit eigen zak. Daarnaast zijn er blijkbaar in hetzelfde jaar twee Hattemer vertegenwoordigers geweest naar de Keulse kwartiervergadering in Wesel: "Item gegeven Simon van Nuyss tho Deventer, luyt quitantie, dat Brenen ende Estrick Hartger tot sinen huis verteert hebben in de Weselsche reyse.." Een beeld van de vertegenwoordiging door Arnhem krijgen we aan de hand van de volgende post: "Item gesant Jacob die Baede uth raitz beveel tho Arhnem op dach natu Marie anno 1554, an den borgemeesters und raidt van Arnhem, mit volmachtsbrieven op oirluider scriften angaende de Ahnse, op sonnendagenavont naeskomende dair t' schicken onsen raitzvrunden, so wij dair neet komen konden, is Jacob mit scriften affegzonden, oick mit schriften an cancelrie ende raden 13 stuiver Brabants". Met andere woorden, het stadsbestuur van Arnhem had het stadsbestuur van Hattem uitgenodigd om op zaterdag aanstaande over de Hanze te komen praten, maar de Hattemers konden niet en stuurden daarom Jacob met schriftelijke volmachten naar Arnhem.

Karel V

Blijkens het tot op heden oudste schriftelijk bewijs dat is gevonden van Hattems lidmaatschap, is er in 1529 vanwege het spoedeisend karakter schriftelijk vooroverleg tussen de Hanzesteden. De Hanze wilde de Gelderse en Friese steden uitsluiten, omdat ze onderdanen van keizer Karel V waren geworden, De Hanze kon het blijkbaar niet verkroppen dat deze steden onder één staatshoofd vielen met de geducht concurrerende gewesten Holland, Brabant en Vlaanderen. Uit de brief blijkt dat de Gelderse steden alles zouden proberen om uitsluiting tegen te gaan. Een aantekening op de brief luidt: "Dyt selve wylt de van Hattem, soe hoir de Hanse mede betreffende ys, in gelijken verwyttighen". (Wil a.u.b. ook de Hattemers, aangezien hun de Hanze ook aangaat, gelijkluidend op de hoogte stellen).

Vertegenwoordiging naar Wesel

In de stadsrekening van 1564/65 vinden we iets uitgebreidere aktiviteiten van Hattem in de Hanze de eerste rekeningpost luidt: "Den baeden van Arnhem heeff gebracht enen brefft, belangende de Hanse." en een tweede post: “Borgemeyster Gaelen van stadts wegen gereysset tot Wesel, belangende de Hanse und andermael gereyset te Zutphen und te Arnhem, oock belangende de Hanse" en een derde post: "Hans van Erlicum ys gesant te Arnem myt ene volmacht belangende de Hanse," Als we de gang van zaken reconstrueren, komen we op het volgende: Een bode van Arnhem kwam met een uitnodiging en agenda voor de Keulse kwartiersvergadering in Wesel van juli-augustus 1564, waar burgemeester Van Galen vervolgens heen ging. Deze moest na overleg in Hattem opnieuw naar Zutphen en Arhnem en daarna kon op grond van zijn bevindingen een volmacht worden uitgeschreven, waarmee bode Hans van Erlicum naar Arnhem kon worden gestuurd. Had een stadsbestuurder eenmaal ervaring met het Hanze-werk, dan werd hij vaker op pad gestuurd. De anderen kenden zijn gezicht dan ook. Zo ondernam burgemeester Van Galen in 1567 opnieuw een reis naar Wesel, Arnhem en Zutphen.

Einde

Nog in 1615 betaalde Hattem een aandeel in de kosten van een afvaardiging naar Lübeck. Dat is dus tijdens het twaalfjarig bestand. En daarmee hebben we alle aanwijzingen van Hattems lidmaatschap met de Hanze uit het gemeentearchief wel gehad. Voor het overige heeft in de praktijk de tachtigjarige oorlog het einde betekend voor de relatie van Nederlandse steden met de Hanze. De laatste algemene Hanzevergadering vond in 1669 in Lübeck plaats.

Wat had Hattem aan Hanzekooplui te bieden?

Als Hattem geen of nauwelijks kooplieden had, en toch belang bij de Hanze, hoe zit dat dan? Eén speculatieve mogelijkheid is er: baksteen uit Hattem werd misschien door schippers van elders ingenomen als noodzakelijke ballast in geval ze leeg moesten varen. Liever dan dat ze waardeloos zand voor dat doel innamen, was baksteen praktischer, omdat dat tenminste nog een restwaarde had. Dat er veel steen uit Hattem verhandeld werd blijkt wel uit de bronnen: miljoenen bakstenen uit Hattem zijn naar elders gegaan. We zien ook dat veel van de stenen per schip zijn vervoerd, wat ons ballastidee ondersteunt.

Haven en stegen naar de Markt

Had Hattem een haven? Ach wat is een haven in die tijd. Enige aanlegsteigers aan de waterkant en een aantal openingen in de stadsmuur zoals de hanzestad Rostock er heel veel had. Ook Thorn had voor elke steeg aan de havenkant een doorgang in de stadsmuur, terwijl er elders rondom minder poorten lagen. Zo is het misschien ook in Hattem geweest. Als we de stad rond 1550 bekijken, zien we dat de stadsmuur langs de Schipperswal nieuw moet zijn, want die sluit aan op de buitenpoort van de Dijkpoort. En die is jonger dan de binnenpoort. Zoals de Noordwal ook nu nog aansluit aan de binnenpoort, moet er ooit ook langs de Schipperswal een muur hebben aangesloten op de binnenpoort van de Dijkpoort en daarin zaten mogelijk ingangen tegenover de eerste en tweede steeg, waarlangs men de kortste weg naar de Markt had. Een vergelijkbare situatie was er in Kampen en vele andere Hanzesteden. Steeds zie je dan tussen de loswal en de markt veel meer stegen dan elders in de stad en steeds zijn er aansluitend aan die stegen veel doorgangen in de stadsmuur naar de kade. Wat het aantal stegen betreft, geldt voor Hattem in de hoek naar de waterkant hetzelfde.

Hattem, 12 januari 2000 Gerrit Kouwenhoven

Laatste blogs
14 november 2023
Geheimen in het gemeentebestuur!
Lees verder
5 september 2023
Help! Wolven!
Lees verder